Verandert de bijklank van groen?

Er is iets aan de hand met het woord groen. Tot voor kort was groen per definitie goed. Zo zijn we de afgelopen decennia opgevoed: we zijn groen om het milieu te beschermen, onze CO2-voetafdruk te verkleinen en zo de klimaatverandering te stoppen. Alleen wie groen is, kan de aarde redden.

Dat sentiment heeft de afgelopen jaren niet alleen geleid tot vergroening van de economie, maar ook tot vergroening van de taal. We zijn inmiddels allemaal dol op groene stroom, worden blij van groene diesel (of de nóg groenere Tesla met rode, witte of blauwe lak), stoppen ons pensioen in groene fondsen, beleggen in groene aandelen en stemmen bij de landelijke en lokale verkiezingen voor een groene politiek.

Afgelopen week oordeelde de rechtbank dat ook Shell sneller moet vergroenen. Alle kranten blij natuurlijk, behalve De Telegraaf. Die kopte: ‘Vonnis Shell legt groene bom onder vestigingsklimaat’.

Groene bom past in een groeiend rijtje woordcombinaties als groene gekkies, groene dictatuur, groene terreur, de Groene Khmer, maar ook groene religie, groene kerk en groene sekte. Net als groene bom, dat in De Telegraaf weliswaar metaforisch werd gebruikt, zijn dat allemaal woordgroepen met een kritische, zo niet negatieve bijklank.

Ze zetten vraagtekens bij de groene ambities, ondermijnen de groene politiek en wekken de indruk dat groen niet alleen maar goed is en zeker niet – denk aan de ‘groene bom onder vestigingsklimaat’ – voor de economie. Zulke kritische woordcombinaties met groen kunnen uiteindelijk de positieve bijklank aantasten die sinds lang aan groen kleeft. Of moeten we al zeggen: aan groen hééft gekleefd?

 
Ton den Boon, Nederlands hoofdredacteur van de Dikke Van Dale

 

 

Vorig artikel
Volgend artikel

Gerelateerde artikelen