Taalverhaal uit de Dikke Van Dale: Spijkerbroek
In 1961 wordt de spijkerbroek voor het eerst in de Dikke Van Dale genoemd: ‘met glimmende nageltjes op de naden en zakken versierde broek’. In dezelfde editie van het woordenboek debuteerde het trefwoord denim, de ‘stevige katoenen stof voor werkkleding, in kettingkeper geweven’ waarvan spijkerbroeken veelal worden gemaakt. Maar het woordenboek legde geen verband tussen beide woorden. Dat gebeurde pas in 1999, toen denim geherdefinieerd werd als ‘spijkerstof’. Spijkerstof zelf werd in die editie omschreven als ‘stevige gekeperde katoenen stof, doorgaans blauw van kleur, syn. denim’. Dat was een nieuwe omschrijving, want in 1984 had spijkerstof zijn debuut gemaakt in Van Dale met een eenvoudiger definitie: ‘stof voor spijkerbroeken, gekeperde stof’. In 2015 werd de definitie van spijkerstof opnieuw herzien. Nu werd het kortweg een ander woord voor ‘jeans’. Het label NL gaf aan dat spijkerstof een woord is dat alleen of vooral in Nederland in omloop was. Jeans zelf was ook in 1984 aan de Van Dale toegevoegd, als ‘broek van gekeperde stof, gewoonlijk blauw van kleur, spijkerbroek’ en bovendien: ‘ook de stof zelf’. In beide betekenissen had het Nederlands dit woord geleend uit het Engels, waarin het al veel langer voorkwam. Rond 1850 was een zekere Levi Strauss (1829–1902) in San Francisco namelijk broeken gaan maken waarvoor hij denim gebruikte, een stof die hij met indigo blauw kleurde. Al snel werden denim en jean(s) in het Amerikaans-Engelse spraakgebruik synoniemen. In de loop van de jaren zestig werd het ook in ons taalgebied steeds gewoner om een spijkerbroek aan te duiden als een jeans. Een van de eerste bronnen die dit taalgebruik optekende, was Recht voor zijn raap (1970) van Rouke G. Broersma, met als ondertitel ‘Jargonboek voor hippe en andere vogels’. Inmiddels zijn jeans en spijkerbroek volwaardige synoniemen, zij het dat de spijkerbroekzegger wat vaker in het noordelijk deel van het taalgebied gevonden wordt, en de jeanszegger wat vaker in het zuidelijk deel. Over de herkomst van het woord jeans is trouwens lange tijd getwist. Er werd wel verondersteld dat jeans afgeleid was van de (Franse) mansnaam Jean, die in Amerika, vooral in Louisiana, werd gebruikt als spotnaam voor de Franse bewoners. De s in jeans zou dan afkomstig zijn geweest van trousers en dus zouden jeans eigenlijk de blauwe broeken zijn van de Franse Amerikanen, die deze broeken in Amerika hadden geïntroduceerd. Dat laatste klopt: de Fransen hadden hun jeans inderdaad meegenomen naar Amerika, maar de verklaring van de naam is onjuist. Jeans is namelijk ontstaan op basis van een Oudfrans woord Janne, dat later Gênes werd, de Franse naam voor Genua (Italië). Daar kwam oorspronkelijk de stof vandaan waarvan de blauwe broeken gemaakt werden. Het woord denim is waarschijnlijk een verkorting van het Franse serge de Nîmes, een bepaalde stof (serge) uit Nîmes (Frankrijk).