Fijn dat het gebeurd
Dt-fouten geven inzicht in werking hersenen
Spelling is lange tijd een ondergeschoven kindje geweest in de taalwetenschap. Het systeem was arbitrair, en op gesproken taal had het eigenlijk geen invloed, zo vond men. Inmiddels zijn deze dogma’s op zijn minst bijgesteld. Het bestuderen van spelling kan namelijk wel degelijk interessante en belangrijke inzichten opleveren. Het kan leiden tot beter en gerichter onderwijs, maar het kan ons ook iets leren over de manier waarop we spelling (en taal) opslaan in onze hersenen. Vooral het bestuderen van fouten is interessant. Twee Vlaamse taalkundigen bestudeerden een van meest gevreesde fouten: de dt-fout.
Regels en verder
De regels voor de spelling van zwakke werkwoorden (zoals werken of repareren) lijken niet superingewikkeld. In de tegenwoordige tijd krijgt je bij jij, hij en zij een -t achter de stam (werkt, repareert), behalve als het werkwoord vóór je of jij komt (werk jij, repareer jij?). In de verleden tijd en het voltooid deelwoord wordt het ietsje ingewikkelder: sommige werkwoorden krijgen -te en ge- en -t (werkte-gewerkt), andere krijgen -de en ge- en -d (repareerde-gerepareerd). Er zijn nog wat andere vormen, maar die laat ik hier buiten beschouwing. Al met al is het allemaal overzichtelijk: de ‘regels’ voor het bepalen of een woord de of het krijgt zijn veel moeilijker. En toch maken mensen meer fouten bij werkwoordspelling. Hoe komt dat?
Volgens twee Vlaamse onderzoekers komt dat doordat we de spelling van een woord niet alleen kiezen op basis van de regels. Als dat zo was, dan zouden schrijvers die de regels kennen namelijk nooit fouten maken. Maar ook zij gaan weleens in de fout (zie kader ‘Waarom staan er dt-fouten in de krant?’), en dus moet er iets zijn dat de regels overtroeft. Om erachter te komen wat dat dan wel niet is, bestudeerden de twee taalwetenschappers een grote verzameling zinnen, om te kijken onder welke omstandigheden de fouten het vaakst optraden.
Factoren
Drie factoren spelen een rol bij het bepalen van de waarschijnlijkheid van een dt-fout. Ten eerste is het type werkwoord van belang. De meeste fouten worden gemaakt bij ondoorzichtige werkwoorden. Dat zijn werkwoorden die beginnen met voorvoegsels als ver-, ge-, be- en her-. Daarom krijgt het voltooid deelwoord niet ook nog eens ge-. Gevolg daarvan is dat je niet kunt horen of een vorm een tegenwoordige tijd of een voltooid deelwoord is. Bij gebeurt/gebeurd en versiert/versierd bijvoorbeeld weet je dan dus niet automatisch of je t of een d moet spellen.
Ten tweede speelt de afstand tussen werkwoord en onderwerp een rol. Hoe meer woorden er staan tussen een werkwoordsvorm en het bijbehorende hulpwerkwoord, hoe groter de kans op een fout is. Neem de volgende twee zinnen:
1. Het is gebruikelijk dat het huis voor een feestje wordt versierd.
2. Op maandag wordt het kantoor van de jarige job door haar collega’s versierd.
We zijn blijkbaar niet zo goed in het onthouden van eerdere woorden, want de kans is veel groter dat iemand een fout maakt in zin 2 dan in zin 1.
Ten slotte speelt de frequentie van de respectievelijke werkwoordsvormen een rol. Van sommige werkwoorden komt de dt-vorm vaker voor in ons dagelijks taalgebruik dan de d-vorm. Wordt is hier een voorbeeld van. Als gevolg daarvan komt een foute extra t (wordt waar het word moet zijn) vaker voor dan een foute t te weinig (word waar het wordt moet zijn). Het tegenovergestelde komt ook voor: omdat gebeurd vaker voorkomt dan gebeurt, wordt die eerste vorm vaker op de foute plek gebruikt (‘Het gebeurd weleens dat ik te laat kom’).
Frequentie is koning
Als je de drie gevonden factoren combineert, dan krijg je een behoorlijk inzicht in waarom welke dt-fouten worden gemaakt. Dat inzicht is als volgt samen te vatten:
Ondoorzichtige werkwoorden die ver van hun onderwerp staan, daar delft de minst frequente vorm het onderspit.
Dat laatste deel is misschien wel het belangrijkst. We weten namelijk dat frequentie een belangrijke rol speelt in hoe dingen worden opgeslagen in ons hoofd. Hoe vaker je aan iets wordt blootgesteld, hoe beter het wordt opgeslagen, en hoe makkelijker je erbij kunt.
Oefening baart wel degelijk kunst, en herhaling is de moeder van beheersing. Dat geldt van autorijden tot muziek maken, en van voetballen tot jongleren. Ook voor taal lijkt het kiezen van een vorm op basis van frequentie te gaan. In ons brein zitten dus blijkbaar niet de taalregels die we op school leren, maar een ander soort regel, die zegt: ‘Kies wat het vaakst voorkomt’. Met alle gevolgen van dien.
---------------------
WAAROM STAAN ER DT-FOUTEN IN DE KRANT?
Hoe kan het dat er dt-fouten staan in kranten en boeken, die toch uitbundig worden nagekeken en geëdit? Ook hier vond hetzelfde Vlaamse onderzoeksteam een antwoord op. Hoe vaak je iets ook nakij kt, op een gegeven moment word je blind voor bepaalde taalelementen. Dat zorgt ervoor dat iedereen weleens een dt-fout maakt. Ook als je denkt van niet. Het bekendste en spraakmakendste voorbeeld? Ik citeer Jan Renkema, hoogleraar Nederlands en auteur van de Schrijfwijzer, waarschijnlijk het bestverkochte taaladviesboek dat er bestaat:
‘De volgende bekentenis dient ter vertroosting van taalgebruikers die zoveel moeite hebben met de spelling. Ik doe deze bekentenis alleen in dit voorwoord dat toch door bijna niemand word gelezen. In de vorige editie stond ergens word waar wordt had moeten staan, zoals in de zin hiervoor! In de pauze van een college over al onze spellinghervormingen kwam een verlegen studente mij dat vertellen. Ik hoop dat zij de enige is geweest die de fout heeft opgemerkt. Maar mocht u nog eens op een fout betrapt worden, dan kan deze biecht wellicht verzachtend werken.’ (Bron: Voorwoord, p. 12, Schrijfwijzer, 5e editie)
---------------------
Marten van der Meulen, co-auteur van het boek Opzienbarende ontdekkingen over taal.
Verkrijgbaarheid
Opzienbarende ontdekkingen over taal is vanaf 7 maart 2017 verkrijgbaar via de reguliere (online)boekhandel en in de Van Dale-webwinkel. 128 pagina’s | € 12,50 | ISBN: 9789460773280. Bekijk hier het inkijkexemplaar. Ook verkrijgbaar als e-book.