De taal der liefde: Theun de Vries en de gelukkige bijslaap
‘Zij droeg haar witte bontmuts op het dikke blonde hoogopgestoken haar, vanonder haar schoudermantel van sabelbont stak het lichaam (…), naakt, callipygisch, de dijen slank en vol, een ervan opgetrokken zonder dat zij daarmee de weelderige rosblonde haarpracht op haar buik verbergen kon.’ Het is een kenmerkende Theun de Vries-zin: beeldend, ornamentaal, overdadig, je zou haast zeggen: wulps. Kleding fungeert in de romans van De Vries nogal eens als fetisj en de beschrijving van het uittrekken ervan is vaak het voorspel van een erotische scène: ‘Toen zij vrij en vorstelijk uit haar broek stapte en het kledingstuk wegschopte, als schopte zij huwelijk, zede en twijfel van zich, wierp ik mij woest en gewapend in onze omhelzing, en woest en gewapend wilde zij mij, zo vertelden mij haar onstuimig deinende heupen.’
Niet alleen onstuimig deinende heupen, maar ook andere lichaamsdelen worden in de verhalen van De Vries verheven tot taal en teken. Zo neemt een vrouw begripvol waar dat ‘het prille gewas tussen zijn benen als een wezen op eigen kracht was gegroeid’. Elders vat een vrouw ‘het harde bloeisel dat haar uit Arvids lendenen tegemoet kwam’ op als teken van zijn bronst. Bronst die, zoals De Vries ergens anders schrijft, ‘niet genoeg heeft aan de doffe liefde in de nachten’. Zo’n ‘gewas’, zulk ‘bloeisel’ beschrijft De Vries trouwens ook weleens onverbloemd, als een ‘fallus die vitaal geprikkeld uit zijn liezen omhoogstiet’.
De vrouw heeft in zijn romans allerminst een passieve rol. Vaak vindt seks juist plaats tussen ‘ervaren vrouwen’ en jongere mannen, die – de schrijver zegt het zelf – ‘niet beter wensen [kunnen] dan te worden geïnstrueerd door een mooie ervaren vrouw’. Zo’n vrouw steekt hem eerst aan met ‘haar minnezucht’ en doet vervolgens ‘wat ze [kan] om hem in haar haventje te loodsen’, waarna hij ‘zijn wapen [drijft] in haar vrouwelijke, warme duisternis, die hem liefhad’ dan wel afdaalt in ‘het dal van haar schoot’, waar ‘de wellust (…) als zomerhitte uit haar schoot naar hem opsteeg’.
Bij De Vries zijn mannen vaak niet voor één gat te vangen. Naast het reguliere haventje van verlangen is ook die andere liefdesopening in trek: ‘Heb je De Sade vergeten? Gatje omhoog, madame,’ schrijft hij in niet mis te verstane woorden. Want eenmaal ‘bezeten van de venusduivel’ deinst geen man ervoor terug zijn geslacht ‘tussen haar billen’ te dringen: zijn ‘wapen’ heeft ‘zijn onschuld verloren, het was louter wil en overmacht’, waarbij de vrouw haar adem inhoudt, ‘bang voor een onnatuur van zijn kant die haar nog nooit door een man was aangedaan’. Toch eindigt vrijwel elke erotische scène in volmaakte harmonie: ‘De vrouw hield de jonge man nog lang in haar armen na zijn gelukkige bijslaap’.
Het zijn passages die je nu eerder verwacht in erothrillers en bouquetromans voor ruimdenkende dames, maar die destijds de literaire romans opluisterden van een met de P.C. Hooftprijs geëerde veelschrijver, die over zo’n enorme erotische woordenschat én verbeeldingskracht beschikte, dat zijn werk nu in elk geval nog een goudmijn is voor wie een erotisch woordenboek maakt.
Ton den Boon, hoofdredacteur Dikke Van Dale en auteur van De taal der liefde
Wat is uw favoriete erotische citaat?
In het najaar van 2017 verschijnt het literair-erotisch woordenboek van Ton den Boon, de Nederlandse hoofdredacteur van de Dikke Van Dale, met een selectie van Nederlandse erotische termen en metaforen, veelal verlucht met aforistische citaten uit de Nederlandse literatuur. Om zijn verzameling van circa 2.500 citaten uit te breiden, (her)leest Ton den Boon de komende weken het werk van een aantal Nederlandse en Vlaamse schrijvers. Via de websites van Taalbank en Van Dale kunt u zijn verslagen over deze schrijvers lezen.
Hebt u een of meer favoriete erotische citaten? Mail deze dan via het contactformulier op Taalbank naar Ton den Boon.
Dit artikel is ook te vinden op de website van Taalbank.
Foto: Nationaal Archief, Den Haag, Rijksfotoarchief: Fotocollectie Algemeen Nederlands Fotopersbureau.