Etymologie: hoe komt ‘stiefmoeder’ aan haar slechte reputatie?
Stiefmoeder is een afleiding met het voorvoegsel stief-, dat eigenlijk ‘zonder bloedverwantschap’ betekent. Stief– wordt – soms in de variant stiep – al in de 13e eeuw aangetroffen in onze taal en is verwant met het Engelse voorvoegsel step-, zoals in stepfather en stepmother, en het Zweedse voorvoegsel styv-, zoals in styvdotter en styvsyster.
Stiefmoeder heeft naast een neutrale ook een uitgesproken negatieve betekenis gekregen. Behalve ‘tweede moeder’ wordt de stiefmoeder namelijk ook gestereotypeerd als ‘liefdeloze moeder’. Haar reputatie is ronduit slecht: de stereotiepe stiefmoeder is egoïstisch, liefdeloos en soms ronduit wreed.
De boze stiefmoeder is een bekend motief in sprookjes als Assepoester en Sneeuwwitje. Toch heeft de stiefmoeder de smet op haar imago niet meegekregen van sprookjesschrijvers als Charles Perrault en de gebroeders Grimm. Al veel eerder had de stiefmoeder een slechte reputatie. Zo moet rond 1600 de boze stiefmoeder al een gangbaar begrip zijn geweest. In 1604 schreef Carel van Mander in zijn Schilder-boeck over motieven uit de klassieke mythologie in termen van een ‘boose’ respectievelijk een ‘quade stiefmoeder’.
Er zijn allerlei freudiaanse duidingen van de stereotiepe boze stiefmoeder. Zo beschouwt het kind de stiefmoeder mogelijk als een natuurlijke concurrent met wie ze de genegenheid van de vader moet delen.
Hoe dan ook, het negatieve imago van de stiefmoeder is dermate aan het woord stiefmoeder gaan kleven, dat er naarstig gezocht wordt naar alternatieve namen, zoals meemoeder, bonusmoeder en plusmama.
Stiefmoeder in de Dikke Van Dale Online, januari 2019:
Ton den Boon, hoofdredacteur Dikke Van Dale