Hij zei dat hij erg op me was gesteld
Taal luistert nauw. Goed overkomen in taal is niet alleen een kwestie van een goede woordkeus. Ook de volgorde van de woorden doet ertoe.
Eén kwestie die nog weleens voor problemen zorgt, is de volgorde van persoonsvorm en voltooid deelwoord in een bijzin. Bijvoorbeeld:
Ik heb gehoord dat hij het gedaan heeft.
Ik heb gehoord dat hij het heeft gedaan.
Deze zinnen zijn beide correct. Sommige mensen hebben vroeger geleerd dat de tweede zin (heeft gedaan) beter is dan de eerste (gedaan heeft), maar dat is een misvatting. Beide zijn even goed.
Toch zijn er gevallen waarin alleen de tweede volgorde juist is. Dat is het geval als het woord de vorm heeft van een voltooid deelwoord, maar in feite een bijvoeglijk naamwoord is. Het gaat om bijvoeglijke naamwoorden als 'gestrest', 'vermoeid' en ook 'gesteld'. Die mogen in een bijzin alleen vóór de persoonsvorm komen:
Ik vind dat je erg gestrest bent.
Ik vind dat je erg bent gestrest. [fout]
Ik zag dat hij vermoeid was.
Ik zag dat hij was vermoeid. [fout]
Als iemand je schrijft dat hij of zij erg op je is gesteld, zou je dus terug kunnen schrijven dat dat een taalfout is, maar dat zouden we je niet direct willen aanraden. De fout wordt trouwens ook niet zwaar aangerekend; hij valt veel mensen niet eens op.