Hoe vernieuw je de Dikke Van Dale? Deel IV: Het toevoegen van labels
Ben je weleens aveluinig, dingsig, grommelig, landziekig of neetorig geweest?
Vast wel, maar de kans is groot dat je heel andere woorden gebruikt om de gemoedsgesteldheid uit te drukken die deze woorden benoemen, bijvoorbeeld humeurig, mopperig of slechtgehumeurd. Woorden als aveluinig, landziekig en neetorig zijn namelijk verouderd. Je treft ze in hedendaagse bronnen, zoals kranten en tijdschriften, niet meer aan. Om in het woordenboek te laten zien dat een woord verouderd is of niet algemeen wordt gebruikt, moeten ze daarin een soort waarschuwing, een label, hebben of krijgen. Maar hoe bepaal je of een taalvorm niet (meer) courant is en dus gelabeld moet worden?
Soms attenderen woordenboekgebruikers de redactie op woorden of uitdrukkingen die niet meer gangbaar zijn. In zo’n geval zoeken we die op in grote tekstbestanden (corpora). Komt een taalvorm daarin niet of slechts sporadisch voor, dan krijgt hij een label. Welk label dat is, hangt af van de aard en de datering van de bron waarin we het woord tegenkomen. Komt een taalvorm bijvoorbeeld niet voor in landelijke media, maar nog weleens in regionale bronnen of in het idiolect van een schrijver, dan is het label ‘gewestelijk’, ‘niet algemeen’ of ‘weinig gebruikt’ vaak op z’n plaats. Trefwoorden als buiig, miezerig en prollig in de betekenis ‘humeurig’ hebben zo’n label.
Stellen we vast dat een woord vroeger in het hele taalgebied gangbaar is geweest terwijl dat nu niet meer het geval is, dan is een label ‘verouderd’ of ‘archaïsch’ toepasselijk. Verouderd wil zeggen dat een woord plaatsgemaakt heeft voor een moderner synoniem. Zo zeg je nu niet meer dat iemand grommelig is. In plaats daarvan gebruik je mopperig of brommerig. Archaïsch wil zeggen dat een woord weliswaar verouderd is, maar in een ouderwetse stijl nog weleens wordt aangetroffen. Aardkloot is daar een mooi voorbeeld van, net als blikskaters (een uitroep van verontwaardiging) en driewerf (driemaal).
Vaak komt een redacteur bij het bewerken van het woordenboek ook zelf woorden op het spoor die gelabeld moeten worden. Zo was ik onlangs bezig met de begrippen humeurig en slechtgehumeurd in de Dikke Van Dale. Daarbij vond ik synonieme of betekenisverwante woorden als bokkinezig, gemelijk, kittelorig, kregel en luimig. Sommige daarvan zijn al gelabeld, andere (nog) niet. In zo’n geval ga je als redacteur woord voor woord in corpora na of het een label moet krijgen.
Zo blijkt kittelorig, dat ‘lichtgeraakt, prikkelbaar’ betekent, weliswaar verouderd te zijn, maar soms nog in boeken, kranten en tijdschriften te worden aangehaald, vaak in teksten over het verleden of over oudere literatuur. Op basis van een afweging van die bronnen heb ik uiteindelijk vastgesteld dat het trefwoord kittelorig in het woordenboek het label archaïsch moet krijgen.
Als zo’n woord eenmaal gelabeld, dan kijk je als redacteur meteen of het elders in het woordenboek in een definitie wordt gebruikt. In dit geval bleek kittelorig alleen als (ongelabeld) synoniem bij het trefwoord lichtgeraakt te staan. Als kittelorig verouderd was geweest, zou ik het als synoniem van lichtgeraakt hebben verwijderd, maar archaïsch wil zeggen dat het woord in bepaalde contexten nog wordt gebruikt. Daarom mag kittelorig als (gelabeld) synoniem bij lichtgeraakt blijven staan.
Ton den Boon, hoofdredacteur van de Dikke Van Dale