Judith Butler: 'Taal kan mensen net zo verwonden als een kogel'
Judith Butler over seksistische tweets, locker room talk en hate speech. ‘Woorden zijn niet alleen uitdrukkingen van ideeën. Het zijn ook sociale acties.’
Twee homomannen worden bruut mishandeld omdat ze hand in hand lopen. De volgende dag gaat het in de Nederlandse dagbladen over ‘Marokkaanse straatterreur’. Volgens de Amerikaanse filosoof Judith Butler is hier iets grondig mis: de verworven vrijheden van homoseksuelen worden misbruikt om een andere minderheid uit te sluiten. Hetzelfde gebeurde volgens haar na de massa-aanranding tijdens oud en nieuw in Keulen – plotseling was progressief én conservatief Europa in rep en roer over de bedreiging van vrouwenrechten. ‘We moeten ervoor waken dat de vrijheden van homo’s en vrouwen voor het karretje worden gespannen van conservatieve politieke agenda’s om Europa wit te houden.’
Butler (1956) groeide op in een intieme Joodse gemeenschap in de Verenigde Staten. Het was een tijd van politieke spanningen en de tweede feministische golf. Als kinderen van hun tijd gedroegen de jongeren zich opstandig. Maar de jonge Judith spande de kroon. Haar uitgesproken mening bracht haar regelmatig in moeilijkheden. Leraren noemden haar een ‘disciplinair probleem’. Pas rond haar veertiende werd ze serieuzer. Ze verdiepte zich in de filosofie. Met die filosofische kennis betreedt ze nu het politieke strijdtoneel om het op te nemen voor gemarginaliseerde groepen in de samenleving. Door onzichtbare denkbeelden zichtbaar te maken – onze ware gevoelens over vluchtelingen, onze aannames wat het betekent om vrouw te zijn – ontstaat volgens haar pas ruimte voor verandering. Hoe kijkt de vrijheidsstrijder nu naar de wereld, en in het bijzonder naar Nederland?
Populair
Van de vurige jonge Judith lijkt op het eerste gezicht niet veel meer over als ik de 61-jarige ontmoet tijdens een driedaagse Butler-conferentie aan de Vrije Universiteit. De kleine vrouw blijft opvallend kalm, vriendelijk en bescheiden tussen alle bezoekers en journalisten die zich om haar heen verzamelen. Als ik haar vraag waarom ze denkt dat ze zo populair is in Nederland – negenhonderd mensen bezochten haar lezing – begint ze hoofdschuddend te lachen. ‘Och, daar kan ik geen antwoord op geven. Dat moet je aan die mensen vragen.’
Het is een zachtheid die je niet verwacht bij de filosofe die al sinds de jaren tachtig krachtig intellectueel protest biedt tegen maatschappelijk onrecht. Ze verwierf wereldwijde bekendheid in 1990 met haar boek Gender Trouble. Daarin betoogt ze dat de sociale werkelijkheid niet zomaar een gegeven is. Met talige categorieën zoals man-vrouw en homo-hetero geven we structuur aan de wereld om ons heen. Die taal is niet neutraal, maar brengt actief betekenissen en sociale verhoudingen voort, bijvoorbeeld wat typisch vrouwelijk is. Zulke stereotypen werken beperkend, maar ze liggen niet vast. We kunnen ons afvragen of het wel zo vanzelfsprekend is dat vrouwen vaker voor de kinderen zorgen. Zo veranderen we wat het betekent om vrouw te zijn.
Inmiddels zijn we 25 jaar verder. De wereld is veranderd, rechten voor vrouwen en homo’s liggen verankerd in de wet, maar Butler lijkt niet optimistisch gestemd. Ze maakt zich zorgen. Over de wereld, en over Nederland. Wereldwijd ziet ze een nieuwe conservatieve beweging ontstaan die lijnrecht indruist tegen haar emancipatoire strijd. De Amerikaans-conservatieve Alt Right-beweging, die zich hard maakt voor het behoud van de westerse cultuur, lijkt nu ook in Nederland gezicht te hebben gekregen met Thierry Baudet, politiek leider van het Forum voor Democratie. Volgens Butler miskennen deze groeperingen het wezenlijk veranderlijke karakter van nationale identiteit.
‘Veel mensen geloven dat hun land toebehoort aan degenen die hier geboren zijn of bezittingen hebben. Ieder ander is dan een “vreemdeling” of een “gast”. Maar kijk om je heen: het is niet meer zoals vroeger. Het nieuwe Europa is multicultureel en multireligieus. Nu zeg ik dat, maar het maakt veel mensen furieus. Zij willen iedereen uitsluiten van Nederlands burgerschap die niet voldoet aan hun idee van nationale identiteit. Maar de identiteit van een land ligt niet vast. Wat het nu betekent om een Nederlander te zijn, is niet wat het betekende in de jaren twintig. Landen zouden zichzelf niet langer moeten begrijpen als een representatie van een bepaalde groep mensen met een gelijke religieuze of culturele achtergrond. Een modern land staat open om iets nieuws te worden, om iets anders te worden.’
Maar een hoop mensen willen dat helemaal niet. Zij willen zelf bepalen hoe de toekomst van hun land eruitziet.
‘Dat is precies het probleem. Het maakt mensen woedend dat hun gebruikelijke manier van leven niet langer mogelijk is. Het maakt ze woedend als ze over straat lopen en geen perfecte replica’s zien van zichzelf. Ze worden woedend over het idee van raciale gelijkheid. Het kan aan mij liggen, maar dat lijkt me juist een heel mooi idee. Het betekent alleen dat we moeten erkennen dat onze manier van leven niet de enige juiste is – en dat vinden mensen beangstigend. Helaas leidt dat tot een hoop racisme – gevoelens dat mensen inferieur zijn, hier niet thuishoren, dat ze de boel kapotmaken. Maar de realiteit is dat er miljoenen mensen op de vlucht zijn voor oorlog. Wij kunnen helpen, en ik beschouw dat als een morele verplichting. Sterker nog: ik pleit voor affirmatief multiculturalisme. Dat wil zeggen dat het niet voldoende is om te zeggen dat je de ander tolereert of helpt. Je verwelkomt de ander. En daarmee transformeer je de samenleving tot een nieuwe samenleving.’
Het zijn niet alleen de opvattingen van haar politieke antipoden die Butler zorgelijk stemmen. Minstens zo zorgwekkend vindt ze hun werkwijze. Onder de vlag van ‘vrijheid van meningsuiting’ plaats je iets provocerends op internet over iemand die je niet aanstaat, je zet er wat persoonlijke gegevens bij, en vervolgens is het rustig afwachten tot je achterban gaat trollen, zodat je achteraf kunt zeggen dat jij niets verkeerds hebt gedaan. ‘En mensen gaan ver. Ze zijn in staat om alles wat ze denken anoniem online te gooien, van seksistische tweets tot doodsbedreigingen via e-mail. Die online anonimiteit geeft mensen de mogelijkheid om hun haat te verspreiden zonder verantwoordelijkheid te nemen voor wat ze zeggen.’
Moeten we die internettrollen niet gewoon negeren?
‘Als er voortdurend seksuele afbeeldingen en racistische teksten circuleren zonder dat iemand het tegenspreekt, raakt het genormaliseerd. We wennen eraan. Het probleem ligt niet alleen bij de mensen die zich seksistisch of racistisch uitlaten, maar ook bij de bagatelliserende massa die zachtjes sust dat iemand de vrijheid heeft om dat te zeggen, of dat het nu eenmaal gebeurt.’
Hate speech
‘We kunnen niet zomaar alles wat gezegd wordt scharen onder vrijheid van meningsuiting’, waarschuwt Butler. Ze kijkt doordringend. Haar jeugdige felheid lijkt zich opnieuw te reveleren. ‘Woorden zijn niet alleen uitdrukkingen van ideeën. Het zijn sociale acties. Als ik in een huwelijk trouw beloof of iemand bedreig, dan is dat een actie in de wereld. Taal kan mensen verwonden op dezelfde manier als een geweer dat kan. Misschien niet precies op dezelfde manier, maar het is vergelijkbaar.’
Hoe kan het dat we zo kwetsbaar zijn voor taal? Volgens Butler komt dat doordat we talige wezens zijn. Om een plek te krijgen in de maatschappij, moeten we door de ander worden aangesproken. En daar heb je niet altijd grip op. Je loopt voortdurend het risico om op een verkeerde manier te worden aangesproken. Het kan zijn dat mensen met een boog om je heen lopen omdat je een opgeschoren kapsel hebt, of denken dat je geen goede leider zult zijn omdat je een vrouw bent.
Mijn moeder zei vroeger: ‘Trek je niets aan van vervelende woorden. Jij bent degene die beslist of ze je pijn doen.’ Had ze het verkeerd?
‘Vertelt u het maar. Werkte het?’
Niet altijd natuurlijk.
‘Maar ze probeerde je aan te moedigen om je eigen kracht te kennen. En soms werkt dat. Soms word je veroordeeld op een manier die je niet accepteert. Dan denk je: ik ben ook niet zó slecht. Zeker nu we volwassen zijn, kunnen we dat steeds beter. Maar bepaalde dingen die mensen tegen me zeggen raken me nog steeds. We kunnen uitspraken overdenken, analyseren, ze in perspectief zetten, maar ik denk niet dat er een manier is om jezelf echt te verdedigen tegen haatdragende taal.’
Dus we hebben de overheid nodig om hate speech te reguleren?
‘Er is een zekere mate van belediging waar we mee moeten leven. Natuurlijk is het niet leuk om uitgejouwd te worden op straat, maar als we elke vervelende opmerking strafbaar stellen, verliezen we onze democratie. Het wordt anders als iemand je bedreigt of het onmogelijk maakt om over straat te lopen. Dan belemmert iemand jouw vrijheid. Ook moet je onderscheid maken tussen persoonlijke beledigingen en beledigingen die een hele categorie mensen aanvallen. In die gevallen denk ik dat ingrijpen door de overheid mogelijk moet zijn door goed geïnformeerde regeringen. Maar het is onze taak om onze regering te informeren. Het is de taak van de goede burger, of de goede journalist.’
Pussy
Toch is Butler bedachtzaam als ze over overheidsingrijpen spreekt. Ze wil ervan uitgaan dat hate speech niet altijd werkt. Niet omdat ze de beledigingen niet serieus wil nemen, maar om de mogelijkheid tot mislukking open te houden. ‘Als we beweren dat bepaalde uitdrukkingen inherent slecht zijn, dan bevestigen we het totaliserende effect van de kwetsing en de ondergeschikte positie van de gekwetste persoon. Dat kan bruikbaar zijn in de rechtszaal, maar het werkt averechts als je in verzet wilt komen buiten het conventionele systeem om.’
Volgens Butler is het belangrijk dat mensen de mogelijkheid houden om een tegentaal te ontwikkelen. Dat taal een handeling is, betekent niet dat ze noodzakelijk doet wat ze zegt. Geen enkele belediging hóéft kwetsing tot effect te hebben, net zoals een bevel niet opgevolgd hoeft te worden. Dit noemt Butler ‘perlocutionaire taalhandelingen’: het effect ervan ligt niet vast. Juist dat maakt het mogelijk om beledigende woorden uit hun context te halen en in een nieuwe context te plaatsen.
Volgens Butler is het niet wenselijk om racistische of seksistische uitlatingen strafbaar te stellen, zoals Trumps ‘Grab them by the pussy’, omdat je daarmee mensen de kans ontneemt om een tegentaal te ontwikkelen. Door aangesproken te worden krijgt iemand paradoxaal genoeg ook de kans om zich ertegen te verzetten.
‘Als we hate speech zien als een illocutionaire handeling, waarbij het effect wél vastligt en die een klasse van slachtoffers voortbrengt, dan ontnemen we mensen het vermogen tot protest en doen we alsof alleen de overheid het vermogen zou bezitten om in te grijpen. Dat is niet zo. Kijk maar naar de feministische punkrockband Pussy Riot. De meeste mensen vinden het vulgair om naar een vrouw te verwijzen met het woord pussy. Maar Pussy Riot draait dat beledigende woord om in een positief woord. In de hiphop gebeurt dat met raciale termen. De boodschap is: het woord waarmee jij mij aansprak is nu van mij, jij mag het niet meer hebben.’
Lianne Tijhaar, redacteur Filosofie Magazine
Dit artikel is ook te vinden op de website van Filosofie.nl.
Foto: Wikimedia commons