Munten wisselen voor coins
Valsemunterij, daar hoor je eigenlijk nooit meer wat over. Waarschijnlijk verwijst dat woord inmiddels naar een fenomeen uit grootmoeders tijd, want cash of contant geld – baar geld zeiden we vroeger – lijkt zijn langste tijd te hebben gehad. Toch verschijnen er bijna wekelijks nieuwe munten op de financiële markten. Dat zijn alleen geen valuta’s, maar cryptovaluta’s. Die hebben allemaal een eigen naam, zodat we ze van elkaar kunnen onderscheiden. De bitcoin ken je vast wel, de naam van de bekendste cryptomunt, en misschien ook wel de ether, de litecoin en de dogecoin. Vaak hebben zulke digitale valuta’s – crypto’s in het jargon – behoorlijk fancy namen.
Al dat moderne cryptogeld zorgt ongetwijfeld voor kopzorgen bij de Autoriteit Financiële Markten, maar ook de makers van de Dikke Van Dale breken er soms hun hoofd over. Moet het woordenboek al die cryptomunten op gelijke wijze behandelen als de oude vertrouwde ‘analoge’ valuta’s, zoals dollar, euro, pond, yen en yuan, of zoals vroeger de drachme, de frank, de gulden, de lire, de mark, de peso, die trouwens nog allemaal in het woordenboek te vinden zijn?
Het uitgangspunt van de Dikke Van Dale is dat een taalvorm moet worden geregistreerd en verklaard als hij ingeburgerd is. Dat geldt al geruime tijd voor de bitcoin en ook de ether verdient inmiddels wel een plekje in het woordenboek. Maar sinds kort zijn er zelfs steden met een eigen cryptomunt. Zo introduceerde New York afgelopen week een eigen digitale munt: the New York City Coin. Op een Nederlandse radiozender werd de munt een stadscoin genoemd. Om een of andere reden moest ik daarbij denken aan de middeleeuwen: toen kregen steden in uitzonderlijke gevallen van een heerser het muntrecht. Anno 2021 is dat anders: nu kunnen steden blijkbaar autonoom cryptomunten scheppen. Of je daar in het internationale geldverkeer wat aan hebt, vraag ik me af, maar het woord is in elk geval het onthouden waard: stadscoin.
Ton den Boon, Nederlands hoofdredacteur van de Dikke Van Dale