Luister naar je ouders!

Taal leren begint in de baarmoeder

Een baby in actie: die ligt, poept, en krijst. Nog maar een paar jaar later kan datzelfde kind opeens aandachtig naar je luisteren, zelf zinnen maken en vragen stellen. Hoe komt een baby’tje van schreeuwen naar taal? Dat vragen taalwetenschappers zich nou ook af. In de afgelopen decennia hebben ze stukjes van de puzzel ontrafeld. Wat leert een kind over taal in het eerste jaar van zijn leven? 

De eerste taalgeluiden
Baby-oortjes ontstaan al heel vroeg: een foetus kan horen vanaf een leeftijd van ongeveer 26 weken. Op dat moment kan een ongeboren kindje dus al beginnen met luisteren naar taal. Klanken en woorden zijn vanuit de baarmoeder niet precies verstaanbaar, maar wat baby’s al wél kunnen beluisteren, is het verloop van toonhoogte van zinnen. Die zogeheten ‘intonatie’ verschilt per taal: in het Nederlands en Duits gaat de toonhoogte van standaardzinnen aan het eind omlaag, in het Frans stijgt de zinsmelodie juist. 

Wanneer een baby’tje geboren wordt, heeft ze dus al een tijdje liggen luisteren naar de typische melodie van haar taal. Ze kan dan ook al zinnen in haar moedertaal onderscheiden van zinnen uit andere talen. Taalwetenschappers weten dit, omdat baby’s harder gaan zuigen aan hun speen of moeder, wanneer ze een moedertaalzin horen. Blijkbaar worden ze enthousiast wanneer ze de zinsmelodie herkennen die ze in de baarmoeder al regelmatig hoorden. Bovendien voeren ze het bekende patroon door in hun eigen eerste uitingen: onderzoekers ontdekten dat baby’s in hun moedertaal huilen. De kreten van Duitse baby’s worden aan het einde zwakker en gaan dus als het ware omlaag, Franse pasgeborenen huilen juist omhoog.

Klankbakjes
Eenmaal buiten de buik aangekomen zijn de baby-oortjes vrij van vruchtwater, en kunnen ze klanken tot in detail beluisteren. De oortjes zijn zo gevoelig dat ze aanvankelijk alle taalklanken van de wereld kunnen onderscheiden – baby’s horen het verschil tussen de m en de n, tussen de oe en de uu, maar ook tussen verschillende soorten klikgeluiden die de sprekers van het Xhosa in Zuid-Afrika maken. Al snel blijkt dat niet al die klanken gebruikt worden: een Nederlandse baby hoort nooit een woord met een klik erin; een Xhosa-baby hoort geen woorden met een uu-klank(zie ook hoofdstuk 20). Talen gebruiken maar een gedeelte van de mogelijke spraakklanken, en dat krijgen baby’s al snel door. Hoe doen ze dat?

De truc zit ’m niet in de oren zelf, maar in het brein. Babyhersenen organiseren de klanken die via de oren binnenkomen: ze delen ze op in groepjes. Klanken die vaak binnenkomen, stoppen ze in een apart bakje. Nederlandse baby’s ontwikkelen bijvoorbeeld een oe-bakje en een uu-bakje. Xhosakinderen, daarentegen, maken alleen een bak voor oe’s. Ze horen zo weinig uu’s dat ze daar geen apart bakje voor maken. Nederlandse babyhersenen maken op hun beurt geen bakje voor klikgeluiden: ze horen die zo weinig, dat ze (terecht) aannemen dat je niet op die geluiden hoeft te letten.

Babyhersenen organiseren op deze manier alle klanken van hun taal. Na twaalf maanden zijn ze daar goeddeels mee klaar. Vanaf die leeftijd hebben ze weinig interesse meer in verschillende klanken uit andere talen. Als je die afspeelt, kijken de baby’s niet meer op: ze hóren die gekke geluiden niet eens meer. Preciezer gezegd: de vreemde klanken komen hun oren wel binnen, maar hun hersenen stoppen ze in een bakje dat ze wél kennen. Wanneer een Nederlandse baby een klikgeluid hoort, zal haar brein bijvoorbeeld denken dat het een k-klank was. 

Babybellen
De baby heeft nu alles wat nodig is om moedertaalklanken, en dus ook woorden, van elkaar te onderscheiden en te herkennen. En dan volgt onherroepelijk ook het moment waarop de baby het zelf gaat proberen. Ze begint met brabbelen: een klinker en een medeklinker herhalen (jajaja, mamama!). Hier komt intonatie weer van pas: ook in hun gebrabbel volgen baby’s de melodie van hun moedertaal. Misschien heb je dit weleens meegemaakt, of gezien op YouTube. Je vindt daar bijvoorbeeld talloze filmpjes van baby’s die een onzintelefoongesprek voeren: ze zeggen hele zinnen, bestaande uit ‘babababa’, die precies de melodie van een echt telefoongesprek volgen. 

Van brabbelen gaat het vervolgens naar woorden, en van woorden naar echte zinnen. Maar veel werk is dus al in het eerste levensjaar, en zelfs daarvóór, gebeurd. Dat een baby nog niks kan, is dus maar schijn. Tijdens het poepen en huilen is ze druk bezig met een minstens zo belangrijke klus: het verwerven van haar eerste taal.

Sterre Leufkens, co-auteur van het boek Opzienbarende ontdekkingen over taal.

Verkrijgbaarheid
Opzienbarende ontdekkingen over taal is vanaf 7 maart 2017 verkrijgbaar via de reguliere (online)boekhandel en in de Van Dale-webwinkel. 128 pagina’s | € 12,50 | ISBN: 9789460773280. Bekijk hier het inkijkexemplaar. Ook verkrijgbaar als e-book.

Vorig artikel
Volgend artikel