Was tien jaar geleden voorspelbaar dat er in 2014 weer een kalifaat is?
‘In het heden ligt ’t verleden, in het nu wat worden zal’, schreef de 19e-eeuwse dichter Willem Bilderdijk. Als er een kern van waarheid in die woorden zit, zouden we dus nu al ergens toekomstige ontwikkelingen moeten kunnen zien. Misschien wel in de taal.
Woordenboekmaker Van Dale gebruikt sinds eind jaren negentig systematisch grote databestanden met miljoenen woorden uit de media voor het bewerken van de woordenboeken. Op basis van woordfrequentie en spreidingsgegevens bepalen redacteuren of een woord of uitdrukking al dan niet in het woordenboek thuishoort. Komt een woord slechts een periode van, bijvoorbeeld, zes maanden geregeld voor in één enkele krant, dan is het meestal niet interessant voor het woordenboek. Maar wordt een woord of uitdrukking weliswaar nu en dan, maar toch steeds vaker, in meer en meer kranten en tijdschriften aangetroffen, dan spitsen de woordenboekmakers hun oren: zulke gegevens over frequentie en spreiding wijzen er namelijk op dat een woord langzamerhand courant wordt en dus in het woordenboek beschreven moet gaan worden.
Het analyseren van al dat taalmateriaal gebeurt deels automatisch, maar de interpretatie ervan blijft – vooralsnog – mensenwerk. Omdat woordenboekmakers ook weleens verder kijken dan hun neus lang is, zien ze nu en dan patronen in het taalgebruik in de media die weliswaar geen nuttige informatie bevatten voor het woordenboek, maar die wel op een andere manier intrigerend zijn. Zo zien ze soms, voorafgaand aan een bepaalde maatschappelijke ontwikkeling, een woord of een groepje woorden dat verband houdt met zo’n ontwikkeling steeds vaker opduiken in de krantentaal.
In zekere zin is dat een open deur: voordat er een nieuwe Iphone op de markt komt, wordt zo’n product aangekondigd in de media en voordat er een nieuw belastingstelsel wordt ingevoerd, discussiëren politici, economen en fiscalisten daar een tijdlang over in de media. Het is, met andere woorden, niet zo heel verrassend dat sommige maatschappelijke of economische ontwikkelingen al lang van tevoren in de taal voorspeld worden. Op basis van de stijging van het aantal woorden uit de wordcloud rond ‘robot’ in de media, kunnen we bijvoorbeeld nu al met een vrij grote kans dat onze voorspelling uitkomt, een nieuwe economische revolutie voorspellen: de robotisering van de arbeid. Immers, economen, arbeidsdeskundigen, filosofen schrijven daar de laatste tien jaar in toenemende mate over.
Het wordt pas interessant als zou blijken dat ook onvoorspelbare zaken – natuurrampen, dijkdoorbraken, revoluties en wie weet zelfs het einde van de wereld - zich vooraf in de taal aankondigen. Neem het kalifaat. Nog maar een paar jaar geleden lag het voor de hand dat woord te associëren met de voorgoed verleden tijd: de middeleeuwen of – iets later – het Ottomaanse rijk. Dat er mensen waren die droomden van een nieuw kalifaat, was twee decennia geleden volstrekt geen item in de westerse media, evenmin als dat er jihadisten waren die zich daarvoor wilden inzetten.
Toch tonen frequentiegegevens van een aantal expressies die verband houden met het kalifaat aan dat de stichting van een ‘islamitische staat’ vanaf midden jaren negentig en de herinvoering van het kalifaat vanaf 2001 steeds vaker in de media besproken werden. 2001 is bovendien het jaar waarin het woord jihadist zijn debuut maakte in de Nederlandse media. Pas vanaf het begin van de Arabische lente (2010) en vooral het begin van de opstand in Syrië (2011) is de frequentie van dit woord in de media geëxplodeerd.
Van achteren kijk je een koe in de kont, luidt een oud spreekwoord, maar kunnen we eigenlijk iets zinnigs concluderen uit deze talige big data? Niet veel meer dan dat het stichten van een kalifaat al een jaar of tien onderwerp van berichtgeving in de media is. We kunnen óók concluderen dat er al jaren sprake was van de stichting van een kalifaat voordat er jihadisten op het toneel verschenen die dat plan wilden realiseren.
Interessant is vooral dat in de periode dat de expressies ‘kalifaat’ en ‘islamitische staat’ een trendmatige stijging lieten zien de frequentie van de expressie ‘oorlog tegen het westen’ niet significant veranderde. Was de jihad, de stichting van het kalifaat of van een islamitische staat al die jaren een ontwikkeling die geen directe dreiging vormde voor het westen? Als dat klopt, wat betekent het dan dat de frequentie van deze zelfde expressie in 2014 opeens wél een forse stijging laat zien?
We wagen ons niet aan dit soort voorspellingen. We zullen wel zien. Want niets is zo link als voorspellen. Vooral als het de toekomst betreft.
Dit artikel is ook te vinden op de website van Motherboard.
Woordenboekmaker Van Dale gebruikt sinds eind jaren negentig systematisch grote databestanden met miljoenen woorden uit de media voor het bewerken van de woordenboeken. Op basis van woordfrequentie en spreidingsgegevens bepalen redacteuren of een woord of uitdrukking al dan niet in het woordenboek thuishoort. Komt een woord slechts een periode van, bijvoorbeeld, zes maanden geregeld voor in één enkele krant, dan is het meestal niet interessant voor het woordenboek. Maar wordt een woord of uitdrukking weliswaar nu en dan, maar toch steeds vaker, in meer en meer kranten en tijdschriften aangetroffen, dan spitsen de woordenboekmakers hun oren: zulke gegevens over frequentie en spreiding wijzen er namelijk op dat een woord langzamerhand courant wordt en dus in het woordenboek beschreven moet gaan worden.
Het analyseren van al dat taalmateriaal gebeurt deels automatisch, maar de interpretatie ervan blijft – vooralsnog – mensenwerk. Omdat woordenboekmakers ook weleens verder kijken dan hun neus lang is, zien ze nu en dan patronen in het taalgebruik in de media die weliswaar geen nuttige informatie bevatten voor het woordenboek, maar die wel op een andere manier intrigerend zijn. Zo zien ze soms, voorafgaand aan een bepaalde maatschappelijke ontwikkeling, een woord of een groepje woorden dat verband houdt met zo’n ontwikkeling steeds vaker opduiken in de krantentaal.
In zekere zin is dat een open deur: voordat er een nieuwe Iphone op de markt komt, wordt zo’n product aangekondigd in de media en voordat er een nieuw belastingstelsel wordt ingevoerd, discussiëren politici, economen en fiscalisten daar een tijdlang over in de media. Het is, met andere woorden, niet zo heel verrassend dat sommige maatschappelijke of economische ontwikkelingen al lang van tevoren in de taal voorspeld worden. Op basis van de stijging van het aantal woorden uit de wordcloud rond ‘robot’ in de media, kunnen we bijvoorbeeld nu al met een vrij grote kans dat onze voorspelling uitkomt, een nieuwe economische revolutie voorspellen: de robotisering van de arbeid. Immers, economen, arbeidsdeskundigen, filosofen schrijven daar de laatste tien jaar in toenemende mate over.
Het wordt pas interessant als zou blijken dat ook onvoorspelbare zaken – natuurrampen, dijkdoorbraken, revoluties en wie weet zelfs het einde van de wereld - zich vooraf in de taal aankondigen. Neem het kalifaat. Nog maar een paar jaar geleden lag het voor de hand dat woord te associëren met de voorgoed verleden tijd: de middeleeuwen of – iets later – het Ottomaanse rijk. Dat er mensen waren die droomden van een nieuw kalifaat, was twee decennia geleden volstrekt geen item in de westerse media, evenmin als dat er jihadisten waren die zich daarvoor wilden inzetten.
Toch tonen frequentiegegevens van een aantal expressies die verband houden met het kalifaat aan dat de stichting van een ‘islamitische staat’ vanaf midden jaren negentig en de herinvoering van het kalifaat vanaf 2001 steeds vaker in de media besproken werden. 2001 is bovendien het jaar waarin het woord jihadist zijn debuut maakte in de Nederlandse media. Pas vanaf het begin van de Arabische lente (2010) en vooral het begin van de opstand in Syrië (2011) is de frequentie van dit woord in de media geëxplodeerd.
Van achteren kijk je een koe in de kont, luidt een oud spreekwoord, maar kunnen we eigenlijk iets zinnigs concluderen uit deze talige big data? Niet veel meer dan dat het stichten van een kalifaat al een jaar of tien onderwerp van berichtgeving in de media is. We kunnen óók concluderen dat er al jaren sprake was van de stichting van een kalifaat voordat er jihadisten op het toneel verschenen die dat plan wilden realiseren.
Interessant is vooral dat in de periode dat de expressies ‘kalifaat’ en ‘islamitische staat’ een trendmatige stijging lieten zien de frequentie van de expressie ‘oorlog tegen het westen’ niet significant veranderde. Was de jihad, de stichting van het kalifaat of van een islamitische staat al die jaren een ontwikkeling die geen directe dreiging vormde voor het westen? Als dat klopt, wat betekent het dan dat de frequentie van deze zelfde expressie in 2014 opeens wél een forse stijging laat zien?
We wagen ons niet aan dit soort voorspellingen. We zullen wel zien. Want niets is zo link als voorspellen. Vooral als het de toekomst betreft.
Ton den Boon, hoofdredacteur Dikke Van Dale
Dit artikel is ook te vinden op de website van Motherboard.